Skip to main content

Ik was vijftien en mijn wereld was nog niet veel groter dan het telefoondistrict 010 en de Franse Dordogne in de zomervakantie. Mijn vriend Rolf had ‘1999’ en we draaiden alle vier de kanten grijs terwijl we met rooie oortjes de teksten meelazen. Niet veel later kocht ik de voorganger ‘Controversy’, zodat we ook eens op mijn tienerkamer Prince konden luisteren. Als stoere puberjongens onder elkaar hadden we het er natuurlijk niet over, maar Prince was alles wat we hoopten te worden: een man met zelfvertrouwen, die de vrouwtjes om zijn vinger kon winden als hij wou en ze kon laten smachten als hij niet wou.

In die tijd liep ik zeker drie keer per week naar de platenzaak om te zien wat er voor nieuwe muziek uit was gekomen en toen het singletje van ‘1999’ uit de hitlijsten was gekukeld viste ik het direct uit de helftvandeprijsbak op de toonbank. Op de B-kant stond namelijk een nummer dat niet op de elpee stond: ‘How Come U Don’t Call Me Anymore’. Op een drafje rende ik naar huis om het zo snel mogelijk te beluisteren en daar hoorde ik een compleet andere Prince. Dit was niet de zelfverzekerde man die ik later hoopte te worden, dit was de onzekere, kwetsbare tienerjongen die ik op dat moment al was. Geen funky baslijnen, geen synthesizers, geen kirrende falsetstem, maar Prince die in zijn eentje achter een piano zijn hart uitstortte. Hoe kwam het toch dat het meisje van zijn dromen nooit meer belde?

Nou, dat gevoel kende ik wel en het nummer werd een vaste waarde in mijn soundtrack voor verloren liefdes. Ik luisterde er in het donker op mijn kamertje naar. Alleen en soms wel tien keer achter elkaar. Om de paar maanden met tranen in mijn ogen over weer een ander meisje. Met zo’n nummer was zwelgen in zelfmedelijden geen kunst.

Ondertussen brak Prince door met zijn volgende plaat ‘Purple Rain’ en die vond ik eerst maar stom. Dat had je toen nog: dan had je net iemand ontdekt, ging vervolgens het grote publiek er mee aan de haal en als wraak vond jij er meteen niks meer aan (behalve dat ene B-kantje, want dat kende lekker niemand). Zo had U2 het bij ons ook helemaal verprutst toen Feyenoordsupporters op de camping ineens stomdronken ‘Pride (In The Name Of Love)’ mee begonnen te lallen.

Maar mijn verzet tegen Prince duurde niet lang en vanaf ‘Sign O’ The Times’ was ik helemaal om. Als Prince in Nederland speelde ging ik er heen en verder kocht ik alles wat ik te pakken kon krijgen: bootlegs, aftershows, het toen nog illegale ‘Black Album’, de ‘Crucial’-sessies met Miles Davis, tot de opnames van repetities voor live tours en demo’s aan toe. Pas na ‘Diamonds Pearls’ ben ik Prince langzaam weer uit het oog verloren. Zo’n beetje vanaf het moment dat hij zichzelf ook even kwijt was en door het leven ging als ‘The Artist Formerly Known As Prince’. Alleen in geval van ernstig liefdesverdriet draaide ik altijd weer het achterkantje van ‘1999’.

Prince zelf zag ik pas weer terug in augustus 2013. Ik had kaartjes weten te bemachtigen voor een verrassingsconcert met zijn nieuwe begeleidingsband 3rd Eye Girl. Die avond voelde ik me in veel opzichten weer een tiener. Gespannen wachtten we met honderden buiten in de rij voor Paradiso, ondertussen noodgedwongen luisterend naar sterke verhalen van diehard fans die bij legendarische aftershows waren geweest of die de kleine grootheid weleens in het wild hadden gezien.

Zodra de deuren open gingen haastten we ons naar het podium voor het beste plekje, om daar vervolgens verder te wachten. Eerst zittend op de grond die naar verschraald bier en zweet van honderd jaar rook (maar dat gaf niks, want we zaten vooraan), maar toen stond iedereen veel te vroeg op en werd je gedwongen om de massa te volgen. En na drie uur staan voelde je ineens dat je echt geen 21 meer was en dan moest het concert nog beginnen. Maar alles was vergeven toen Hij opkwam. Kippenvel. Het is hem echt. En zo dichtbij, je kunt hem bijna aanraken. Let’s go crazy!

Zijne hoogheid had verordonneerd dat er geen foto’s of video’s gemaakt mochten worden en ik had niet gedacht dat het hem zou lukken, maar nadat links en rechts van mij mensen met smartphone en al de zaal uit werden gegooid bleven alle telefoons in de zak. Ik denk dat het Prince vooral om copyrights te doen was, maar het zorgde er wel voor dat iedereen gedwongen werd om het concert direct daar en op dat moment te beleven en niet via omhooggestoken beeldschermpjes. Een verademing.

Na het concert vond ik welgeteld één filmpje op YouTube en ik wist dat ik het snel moest downloaden voor het er af gehaald zou worden. De volgende ochtend was het dankzij de lange arm van Prince inderdaad van de site gehaald. Prince was heel zorgvuldig met wat hij wel en niet naar buiten wilde brengen en het lukte hem wonderwel om zijn werk te beschermen. Hij gebruikte maar sporadisch sociale media en op het hele internet was weinig van hem te vinden, zelfs niet via de legale kanalen. Prince beschermde zijn muziek en beeld bijna obsessief, maar slaagde er daardoor wel in om zijn mystiek te bewaren. Niemand wist waar hij precies mee bezig was, of waar hij zou opduiken. Zeker in een digitale wereld waar alles voor het grijpen ligt ben je geneigd om de dingen te koesteren waar je wel moeite voor moet doen. Dat had Prince goed begrepen.

In november begonnen de geruchten dat Prince nog in 2015 naar Carré zou komen in het kader van zijn ‘Piano & A Microphone Tour’: Prince alleen achter een piano. Ik was helemaal klaar om toe te slaan zodra het officieel bevestigd zou worden en de voorverkoop zou beginnen. Zeker weten dat hij ‘How Come U Don’t Call Me Anymore’ zou spelen en daar moest ik bij zijn. Maar Prince kwam niet. De terroristische aanslag op de Bataclan in Parijs zou hem hebben afgeschrikt om naar Europa te komen. De tour werd uitgesteld.

Sinds afgelopen donderdag weet ik dat hij nooit meer komt. ‘How Come You Don’t Call Me Anymore’ heeft voorgoed een andere lading. Ondertussen stroomt internet vol met de meest schitterde opnames. De paleisdeuren staan open, de lange arm is verdwenen en de chaos is compleet. Zijn erfenis ligt op straat en Prince wordt bereikbaarder dan ooit. Zo laat hij ons achter met een bitterzoet enigma: hoe meer je van Prince ziet, hoe duidelijker het wordt dat hij er niet meer is.