Het is snel gegaan met de VHS-banden. In de jaren ’80 en ’90 was het de wereldstandaard voor video en nu is het hele systeem al bijna weer vergeten.
Onlangs zag ik een portret van Amy Winehouse , genomen door fotograaf Mark Okoh in haar woonkamer in 2004. Amy wordt omringd door de spullen die haar dierbaar zijn en ze kijkt recht in de lens met een schaamteloze hier-ben-ik-blik. Alsof ze je thuis heeft uitgenodigd en de gelegenheid biedt om eens goed rond te kijken. Er hangen foto’s van Amy met haar beste vriendin, een foto van peuter Amy met haar vader, kleine Amy in de wasmand, ingelijste covers van Vogue, pagina’s van de bakvissenstrip Betty & Veronica, fotocollage’s van Naomi Campbell en Chloe Sevigny en een groot portret van Marilyn Monroe. Hoe volwassen Amy ook in de lens kijkt, haar kamer verraadt het meisje in haar. Het is een schitterend portret, juist door de intieme, persoonlijke locatie.
Rechts -voor de kijkers links- liggen stapels films: Reservoir Dogs, Chinatown, Bus Stop, Young at Heart, Brief Encounter. En terwijl ik zo een beetje ronddwaal in de kamer van Amy denk ik ineens: ‘wat zijn dat eigenlijk dikke dvd’s’, tot ik me realiseer dat het lang niet allemaal dvd’s zijn, maar vooral videobanden. Videobanden, ach gut, die hadden we vroeger ook nog.
Vandaag precies veertig jaar geleden, op 9 september 1976 had de Japanese Victor Company (JVC) een zaaltje afgehuurd in het Okura Hotel in Tokyo voor de presentatie van de HR-3300, de allereerste Video Home System recorder. Het hoofd van de afdeling video-ontwikkeling en research, Shizuo Takano, had alle reden om nerveus te zijn, want zijn afdeling liep flink achter op de concurrentie van Sony en Philips, die allebei al een videocassettesysteem op de markt hadden gebracht. Bovendien was Takano met zijn prototype tegen de uitdrukkelijke wens van de Japanse regering ingegaan om Sony’s Betamax-systeem te omarmen teneinde een interne Japanse strijd tussen video-systemen te voorkomen. En met de introductie van VHS was dat precies wat er zou gebeuren, dat realiseerde Takano zich maar al te goed.

Shizuo Takano
Niettemin was Takano overtuigd van zijn gelijk en hij vergeleek de ontwikkeling van een videosysteem met zijn hobby om Bonsaiboompjes te kweken. Ook daarbij was het een kwestie van geduld en zelfbeheersing om op het juiste moment in te grijpen, gepast afstand te nemen en de natuur op zijn beloop te laten.
Video, de techniek voor het vastleggen van beeld op magnetische banden, was halverwege de jaren vijftig in de Verenigde Staten ontwikkeld door Ampex, voornamelijk voor professioneel gebruik bij de omroep. Vanwege de hoge kosten, de onhandzame apparatuur en de ingewikkelde gebruiksaanwijzing die nodig was om de banden in te kunnen leggen, was video lange tijd volkomen ongeschikt voor de consumentenmarkt.

Een Ampex videorecorder begin jaren ’60
Het Japanse Sony was de eerste fabrikant die een systeem ontwikkelde waarbij de videoband niet op losse spoelen zat, maar in handzame cassettes. Dit U-Matic systeem werd in 1971 geïntroduceerd en was een stap voorwaarts in gebruiksvriendelijkheid, maar nog steeds bedoeld voor de zakelijke markt. Het systeem was duur, de apparaten waren te groot voor de gemiddelde huiskamer en de tapes konden maar twintig minuten beeld opnemen.
U-Matic werd in de professionele wereld vrij snel als standaard geaccepteerd en het systeem werd overgenomen door andere Japanse producenten zoals JVC en Matsushita (o.a. Panasonic). Zij gingen U-Matic recorders in licentie produceren, waardoor ze hun ontwikkelingsbudgetten vrij konden maken om aan een consumentenvariant te werken. Ze liepen daarin overigens al achter op Philips dat in Europa in 1972 de eerste Video Cassette Recorder op de markt had gebracht. Daar hadden ze in Eindhoven echter zo veel haast achter gezet dat de Philips VCR N-1500 nogal onbetrouwbaar was. Hij was bovendien erg duur. Je mocht het massieve apparaat van een kilo of vijftien voor 3000,- gulden je woonkamer in tillen. Het was een tafelmodel met bovenlader voor tapes van een uur die 100,- gulden per stuk kostten.
Maar niet alleen de onbetrouwbaarheid en de hoge kosten waren een obstakel voor een snel succes van de VCR. Philips had bovendien een handelsovereenkomst met Sony gesloten waarin ze beloofden om zich wat betreft video gedurende een aantal jaren alleen op Europa te richten en niet op Amerika en Japan. Een tactische blunder waardoor ze hun technologische voorsprong niet ten volle konden benutten.
Om Philips zo snel mogelijk in te halen ontwikkelde Sony uit haar U-Matic systeem de consumentenvariant Betamax, dat uiteindelijk in 1975 op de markt zou komen. Matsushita ontwikkelde een eigen systeem dat ze VX noemden, maar dat kwam niet verder dan een prototype. Daarna trok Matsushita de conclusie dat VX niet geschikt was voor massaproductie en stierf het project een vroege dood. Daarmee leek voor Betamax de weg vrij om de wereld te gaan veroveren en voort te borduren op het succes van U-matic.
JVC lag namelijk ook al ver achter, vooral omdat ze helemaal opnieuw waren begonnen. Voor ze aan de slag gingen zette een team onder leiding van Yuma Shiraishi and Shizuo Takano (die van de Bonsaiboompjes) eerst op papier waar hun nog te ontwikkelen Video Home System (VHS) eigenlijk aan zou moeten voldoen. De belangrijkste normen waren volgens hen een tapelengte van minimaal twee uur, optimaal bedieningsgemak en lage kosten. Bovendien moest het systeem volledig toe te passen zijn op alle camera’s en televisietoestellen die op dat moment op de markt waren.
Ondertussen kwam er echter vanaf 1972 flink de klad in de videomarkt en nog voor het team van JVC goed en wel was begonnen werd het hele VHS-project van hogerhand geschrapt. Desondanks gingen Shiraishi en Takano in de kelder van het hoofdkantoor in het geheim en zonder budget verder en ze ontwikkelden in 1973 hun eerste prototype.
Juist rond die tijd benaderde Sony zijn concurrenten om mee te doen aan de ontwikkeling van Betamax. JVC stond aanvankelijk niet afwijzend tegenover het voorstel, bovendien oefende het Japanse ministerie van buitenlandse handel zoals gezegd druk uit op het management van JVC om hun budget en kennis volledig in dienst te stellen van Betamax. Video werd kennelijk gezien als een zaak van nationaal belang.
Maar in de onderhandelingen die volgden stelde Sony zich nogal arrogant op. Ze vroegen een extreem hoge prijs voor een licentie op Betamax en ze vonden dat ze al zo ver in hun ontwikkeling waren dat ze geen enkele inbreng van JVC meer dulden.
Ze hadden bij Sony duidelijk buiten de trots van de JVC-directie gerekend en toen Takano een prototype van de Betamax onder ogen kreeg bleek bovendien dat ze bij JVC al veel verder waren dan ze dachten. Waar Betamax-cassettes slechts ruimte hadden voor één uur, kon een VHS-tape toen al twee uur beeld opnemen. Dat was een niet te onderschatten voordeel. Later zou dit zelfs doorslaggevend blijken te zijn in de strijd, want dat er uiteindelijk slechts ruimte zou zijn voor één videosysteem, dat leek wel duidelijk. JVC besloot in 1974 dat die standaard niet zonder meer Betamax hoefde te zijn. Vanaf dat moment haalden ze de technici van Takano uit de kelder en gingen officieel verder met de ontwikkeling van hun eigen Video Home System.
De presentatie van het prototype in het Okura Hotel was nog maar het begin van de strijd. Hoewel de beeldkwaliteit van VHS ten opzichte van de systemen van Sony en ook Philips minder was, waren ze er alvast in geslaagd om het apparaat simpeler en goedkoper te houden.
Philips had intussen echter ook niet stilgezeten. Zij waren er nog voor JVC in geslaagd om een machine te ontwikkelen met een tape die twee uur kon opnemen, zodat er een hele speelfilm op paste. Het nadeel was echter dat je tapes die waren opgenomen met de vroege Philips VCR’s niet meer op de nieuwe types kon afspelen. Daarmee verloren de consumenten vertrouwen in het systeem en velen kozen ervoor om eerst maar eens af te wachten. De kosten van video apparaten waren immers nog steeds heel erg hoog.
Philips verloor zijn voorsprong uiteindelijk definitief doordat Video2000, het ultieme systeem dat ze achter de schermen ontwikkelden, veel te laat op de markt kwam. Tegen de tijd dat de eerste Video2000 machines in 1979 in de winkels kwamen, hadden Sony en JVC de onderlinge strijd al beslecht. Dat Video2000 technisch beter was dan de andere systemen, maakte toen al niets meer uit; VHS zou de standaard worden.
Dat kwam in eerste instantie doordat Sony de cruciale fout maakte om zich tegenover andere fabrikanten net zo arrogant op te stellen als tegenover JVC. Ze vroegen zo veel geld voor een licentie op hun Betamax-systeem dat weinig merken er heil in zagen om Betamax-machines te gaan produceren.
JVC was zich er tegelijkertijd nog steeds van bewust dat ze technisch een achterstand op Philips en Sony hadden en besloten de licentie op het VHS-systeem juist helemaal vrij te geven. Wie maar wilde mocht gratis en voor niets VHS-recorders gaan produceren. Daardoor kozen bijna alle merken voor VHS en dat gaf het systeem een enorme productiecapaciteit. Bovendien bleven de VHS-recorders op die manier relatief goedkoop.
Sony pareerde de aanval op zijn leidende positie door de tapelengte van Betamax op te rekken tot twee uur, de barrière die zo belangrijk was omdat er dan een complete speelfilm op een tape paste. In die zin stond Betamax dus vrij snel weer gelijk met VHS.
Inmiddels waren de mensen van JVC echter al met Amerikaanse partners in gesprek. De Amerikaanse markt lag wat betreft consumentenvideo immers nog helemaal open. Marktleider RCA vond dat je in de Verenigde Staten eigenlijk tapes van drie uur zou moeten hebben zodat je er een complete American Football wedstrijd op kwijt kon. JVC besloot daarop om VHS-tapes voor de zekerheid direct maar vier uur te maken en zo zetten ze Betamax binnen de kortste keren weer op achterstand.
Ook de genadeklap in de strijd om video-wereldheerschappij kwam uit Amerikaanse hoek. En ditmaal was de klap onder de gordel. Zo langzamerhand was er namelijk ook een markt voor voorbespeelde videocassettes op gang gekomen. Hollywood had zich er lang tegen verzet om het copyright op films te delen, maar tegen het einde van de jaren zeventig gingen ze overstag.
Doordat JVC zich wederom veel opener en behulpzamer opstelde tegenover mogelijke partners dan Sony, had VHS al snel een voorsprong op de markt voor voorbespeelde cassettes. Sony was erg kieskeurig met wie ze in zee gingen. Zo wilde Sony niet met porno geassocieerd worden. De porno-industrie beheerste echter in de begindagen van voorbespeelde beeldcassettes 85% van de markt, vooral omdat porno toen nog niet op tv was. Dat porno daardoor vooral op VHS verkrijgbaar was, gaf JVC de laatste slag in de video-oorlog.
VHS werd wereldwijd het standaardformaat voor consumentenvideo. De andere producenten hadden geen keus, ze moesten zich uiteindelijk neerleggen bij de overwinning van JVC. Philips ging als eerste overstag. Ze begonnen in Eindhoven vanaf 1984 VHS-machines te produceren en ze stopten in 1988 definitief met hun eigen Video2000. In datzelfde jaar volgde Sony hun voorbeeld, hoewel zij naast VHS-recorders nog tot 2006 Betamaxrecorders bleven verkopen.
Zo zaten we dus opgezadeld met VHS, technisch het minste videosysteem, maar vooral een pleaser, een allemansvriend.
Die mindere kwaliteit van VHS betekende wel dat er direct al veel ruimte voor verbetering was, met name wat betreft de beeldkwaliteit. De LaserDisc redde het in de jaren negentig nog niet, maar in 1997 werd de Digital Video Disc op de markt gebracht en aan het begin van het nieuwe millennium nam DVD de videomarkt al definitief over van VHS. De banden verdwenen snel uit de winkels en videotheken. A History of Violence van Cronenberg was in 2006 de laatste Hollywoodfilm die op VHS werd uitgebracht. Daarna kwamen films alleen nog uit op DVD en later BlueRay, waarmee Sony en Philips, die het DVD-systeem samen hadden ontwikkeld, alsnog aan het langste eind trokken.
Mede door de matige kwaliteit zit er voor de videoband ook geen grote revival in zoals bij vinyl. De VHS-band heeft gewoon geen enkele knuffelfactor. Afgelopen juli staakte Funai, de laatste producent van VHS-recorders, de productie en daarmee viel definitief het doek voor VHS.
Amy Winehouse heeft dat niet meer meegemaakt, net zo min als geestelijk vader Shizuo Takano. Hij overleed in 1992 op het hoogtepunt van het VHS-tijdperk op 68 jarige leeftijd. Hij was toen al met pensioen en heeft nog een paar jaar tevreden kunnen genieten van zijn succes en van zijn Bonsaiboompjes.