Skip to main content

Het lijkt wel alsof populaire reggae-artiesten gemiddeld korter leven dan muzikanten uit andere genres. Het zal een combinatie van een ongezonde levensstijl en de gevaren op Jamaica zijn, maar opvallend veel helden uit de hoogtijdagen van de reggae in de jaren zeventig zijn ons reeds ontvallen: Jacob Miller (27, auto-ongeluk), Bob Marley (36, verwaarloosde kanker), Puma Jones (36, borstkanker), Peter Tosh (42, doodgeschoten), Prince Far I (39, doodgeschoten), King Tubby (48, doodgeschoten), Dennis Brown (52, hartstilstand ten gevolge van langdurig crackgebruik), Joseph Hill (57, in het harnas) en Gregory Isaacs (59, longkanker). En daar kunnen we sinds vorige week ook John Holt aan toevoegen. Holt was een van de pioniers, hoewel ik daar behoorlijk laat achter kwam.

Begin jaren ’80 was het in Nederland niet eenvoudig om nieuwe reggaeplaten te leren kennen. Het was de tijd waarin er begrijpend werd geknikt als ik zei dat ik fan was van Culture. O, Culture Club? Ja, dat kenden ze wel. Alsof ik me ooit zou willen verdiepen in Boy George. Ik heb toen zo vaak moeten uitleggen dat reggae meer was dan Bob Marley, Jimmy Cliff, Musical Youth en June Lodge.

Op de radio werd alleen in de kleine uurtjes wat reggae gedraaid en in Muziekkrant Oor speurde ik naar de naam van Pieter Franssen, die veel importplaten uit Jamaica recenseerde. Maar over het algemeen ontdekte je reggae in de platenzaak. Ik kwam op het spoor van John Holt omdat hij op zijn plaat ‘Police In Helicopter’ uit 1983 werd begeleid door Roots Radics, de groep rond bassist Flabba Holt (geen familie want hij heet eigenlijk Errol Carter) en drummer Style Scott. Zij speelden op enkele van mijn favoriete elpees van Gregory Isaacs: ‘Lonely lover’ (1980), ‘More Gregory’ (1981) en ‘Night nurse’ (1982).

Ik wist niets over John Holt en voor mijn part was ‘Police in helicopter’ zijn debuut. Geen idee dat hij twintig jaar eerder als zestienjarig jongetje zijn eerste single had opgenomen. ‘Police in helicopter’ is niet briljant, maar net interessant genoeg om nieuwsgierig te zijn naar ander werk. En wat schrok ik me een hoedje toen ik zijn plaat ‘1000 Volts of Holt’ beluisterde. Een verzameling mierzoete ver-reggae-de covers van evergreens als ‘Mr. Bojangles’, ‘Girl from Ipanema’, ‘Killing me softly’ en ‘Help me make it through the night’. Compleet met strijkers. Dat was precies de gepolijste hitparadereggae waar ik zo’n hekel aan had. Ter plekke heb ik John Holt afgeschreven en jarenlang niet meer naar hem omgekeken. Onterecht, bleek later.

John Holt groeide op in een van de buitenwijken van Kingston en zijn talent kwam -net als dat van bijvoorbeeld Roman Stewart– naar boven uit de vele zangwedstrijden die het eiland in het begin van de jaren zestig rijk was. Hij won deze talentenjachten vanaf zijn 11e regelmatig en werd ontdekt door Leslie Kong, de eigenaar van een plaatselijke ijssalon annex platenzaak, die in dezelfde periode ook aan de wieg stond van het succes van Bob Marley en Jimmy Cliff. Kong had een paar jaar daarvoor samen met Chris Blackwell het platenlabel Island opgericht en ‘I’ll Stay / I Cried A Tear’ was een van hun minder opvallende vroege single releases.

Het is meer een popliedje, met weinig sporen van reggae. Destijds zouden ze zijn stemgeluid waarschijnlijk zoetgevooisd noemen. Holt had een warme, zwoele stem en hij zong een beetje lui waardoor hij in elk geval de suggestie van spanning in zijn liedjes kon leggen. Zijn manier van zingen paste heel goed bij de nieuwe stroming van rocksteady die halverwege de jaren ’60 populair werd op Jamaica. Het was een beetje een slomere variant van de ska. Holt was inmiddels toegetreden tot het zangkwartet The Paragons, die met een beetje fantasie konden doorgaan voor de Jamaicaanse Temptations. Met hen scoorde hij vele hits, die hij vaak ook zelf schreef., zoals ‘The Tide Is High’ dat later wereldberoemd werd in de versie van Blondie.

Na een aantal jaren begon Holt aan een solo-carriere, min of meer tegen wil en dank omdat de andere leden van The Paragons emigreerden naar de Verenigde Staten en hij alleen achter bleef op Jamaica. Hij besloot daarop schaamteloos commercieel te gaan en voegde strijkers toe aan zijn nummers. Dat resulteerde in de al eerde aangehaalde ‘1000 Volts of Holt’, een verzameling van coverversies van internationale hits, zoals ‘Help Me Make It Through The Night‘ van Kris Kristofferson. De plaat werd een ongekend succes, niet alleen op Jamaica, maar ook in Engeland en de Verenigde Staten. Het blijkt een everseller, die tot op de dag van vandaag nog populair is.

Je moet ervan houden, om het aardig te zeggen, maar het is wel een zeer belangrijke plaat geweest in het proces om reggae ook buiten Jamaica populair te maken. Holt probeerde het succes vast te houden door nog een 2000 en een ‘3000 Volts of Holt’ op te nemen, maar hij verloor in rap tempo terrein op de in die tijd opkomende roots reggae van acts als Burning Spear en Culture. Zij sloten met hun rauwe en af en toe zelfs militante vorm van reggae veel beter aan bij de tijdgeest. Jamaica werd in die periode namelijk geteisterd door veel politiek geweld.

Holt beleefde nog een korte comeback toen hij zich aansloot bij de rasta’s, zijn dreadlocks liet groeien en met Roots Radics ‘Police In Helicopter’ opnam. Ook inhoudelijk was het een veel modernere plaat. Het titelnummer ging over de acties van de Jamaicaanse politie tegen marijuanaplantages, die ze met helikopters opspoorden en vervolgens platbrandden. Holt bleef tot aan zijn dood platen opnemen en optreden, maar hij evenaarde nooit meer het succes van The Paragons of zijn solo-hits uit het begin van de jaren zeventig.

Wil je John Holt in zijn artistieke hoogtijdagen horen dan raad ik de cd ‘I Can’t Get You Off My Mind’ aan, waarop zijn Studio One opnames zijn verzameld.

Holt Studio One

Afgelopen juli onderging John Holt een operatie nadat er darmkanker bij hem was geconstateerd, maar de artiest in hem wist niet van ophouden en hij ging veel te snel weer optreden. In augustus stortte hij in tijdens het Engelse One Love Festival en hij stierf op 19 oktober in Londen. Hij heeft in alle opzichten een bijzonder productief leven achter de rug dat hem meer dan 40 albums opleverde en 23 kinderen.

Hoewel hij zijn grootste verkoopsuccessen behaalde met coverplaten, zal John Holt vooral herinnerd worden als componist van nummers die juist door anderen bekend werden zoals ‘The Tide Is High’ (Blondie), ‘Wear You To The Ball’ (UB40) en ‘Man Next Door’, een oude Paragons-hit die in 1998 door Massive Attack werd opgenomen voor hun album Mezzanine.

Leave a Reply