Gisteren kreeg Tom Dumoulin in Milaan als trotse winnaar van de 100e Giro d’Italia met bijpassende bloemen en meisjeszoenen de laatste roze trui om de schouders. Van alle renners stond die hem ook het best, vond ik. Beter dan Quintana, die er alleen maar nietiger door leek of Nibali, die er alleen nog maar pedanter van werd. Om de schouders van Tom werd het roze een symbool van mannelijkheid en kracht, precies zoals het hoort. Al was Benito Mussolini in 1931 nog faliekant tegen de invoering van de inmiddels iconische trui. Il Duce vond roze namelijk sowieso een kleur voor mietjes.
De openingsrit van de negentiende Giro ging op 10 mei 1931 van Milaan naar Mantua, vlak in de buurt van het geboortedorp van Learco Guerra, een geblokte renner met de welluidende bijnaam ‘de menselijke locomotief’, omdat hij zo onnoemelijk hard over het vlakke kon rijden. De etappe van 206 kilometer ging dwars over de Po-vlakte en was hem op het lijf geschreven. De eerste maglia rosa kon hem eigenlijk vanaf de start al niet meer ontgaan.
Guerra was van eenvoudige komaf. Als jongen droomde hij nog van een voetbalcarrière, maar daar bleek hij toch te weinig talent voor te hebben. Zijn vader was metselaar en via hem kreeg de tiener zijn eerste baantje in de bouw. Learco moest op de fiets naar een zandafgraving rijden om daar zijn fietstassen vol te scheppen en die kilometers verderop weer af te leveren bij de bouwplaats. En dan natuurlijk zo snel mogelijk weer terug voor een nieuwe lading zand. Op die manier ontwikkelde hij een enorm uithoudingsvermogen.
Wielrennen werd in het begin van de jaren ’20 van de vorige eeuw steeds populairder in Italië en rond het voetbalveldje van Bagnolo San Vito werd een kleine wielerbaan aangelegd. Learco deed voor de grap mee aan de openingswedstrijd, waar een plaatselijke framebouwer direct zijn talent herkende en hem aanbood om een echte renfiets voor hem te maken. Dat was een kans die Learco niet liet lopen. Als er een manier was om aan armoede te ontsnappen, dan was het via een carrière in de sport, dat wist hij ook.

Learco Guerra
Learco begon al snel op te vallen in amateurwedstrijden in de streek en iemand tipte hem bij Constante Girardegno, de eerste Italiaanse wielrenner die van de tifosi de eretitel ‘campionissimo’ kreeg. Hij had in 1919 en 1923 de Giro gewonnen en was maar liefst zes keer de snelste geweest in Milaan – San Remo. Inmiddels was hij echter op zijn retour en daarom was hij op zoek naar jong talent voor zijn ploeg Maino-Wolber. In Learco zag hij iemand die op termijn de strijd aan zou kunnen met zijn grote concurrent Alfredo Binda. Met dat idee in het achterhoofd kreeg Guerra een contract aangeboden bij Maino. Om bij die ploeg te kunnen tekenen was het echter een vereiste dat Guerra lid zou worden van de fascistische partij van Benito Mussolini terwijl de Guerra’s van huis uit overtuigde communisten waren. Als tiener had Learco met zijn collega’s uit de bouw zelfs nog meegedaan aan de linkse opstand in Mantua waarbij de politie het vuur opende en zes betogers het leven lieten. Desondanks zette Learco, tot groot verdriet van zijn vader, zijn handtekening. Op dat moment kon hij niet vermoeden hoezeer die beslissing zijn leven zou bepalen.

Girardegno op een reclameposter van zijn sponsor
Toen Mussolini aan de macht kwam moest hij aanvankelijk niets van wielrennen hebben. Hij vond het een sport voor boerenkinkels die niet paste in zijn ideaal van een modern geïndustrialiseerd Italië. Mussolini had meer met autosport en coureurs als Antonio Ascari en Tazio Nuvolari. Dat waren in zijn ogen vertegenwoordigers van de vooruitgang. Het was wel een nadeel dat autosport veel verder afstond van een bevolking die zich misschien nog net een fiets kon veroorloven. Daarom begonnen de fascisten eind jaren twintig het wielrennen toch te gebruiken in hun propaganda. Ze wilden de volksgezondheid stimuleren en de heroïsche daden en bovenmenselijke inspanningen van wielrenners waren een mooi voorbeeld voor de natie, die verzwakt was tijdens de Eerste Wereldoorlog en in een slechte gezondheid verkeerde door verregaande armoede, vooral in het zuiden. Wielrenners werden steeds meer gepresenteerd als voorbeelden van moderne atleten. Kloeke strijders op hun stalen ros.
Deze ommezwaai in de fascistische houding tegenover het wielrennen kwam precies tijdens de opkomst van Learco Guerra en er kwam nog eens bij dat de zonen van Il Duce zelf dol waren op de simpele volksjongen met de brede lach en de geprononceerde kaaklijn. Ondanks zijn zachtaardige inborst werd Guerra steeds meer de verpersoonlijking van een supermens, de ideale atleet. Het was opvallend dat de bevolking het Guerra ook niet kwalijk nam dat hij door de fascisten op het schild werd gehesen. Hij behield veel fans onder de oppositie, juist vanwege de arme afkomst die hij van zich af had geschud en zijn open karakter. Guerra had geen tactiek of trucjes, er was maar een manier waarop hij koerste: de rug rond, neus op de stuurpin en in moordend tempo de pedalen rondjagen. Gewoon keihard fietsen. Het hardst van allemaal.

Alfredo Binda
Alfredo Binda was aan het eind van de jaren twintig echter nog steeds de grote ster. Binda was vooral goed in de bergen en wist tactisch met zijn krachten om te gaan. Dat hij bij het grote publiek niet zo populair was interesseerde hem niks: hij fietste voor zichzelf. In 1927, 1928 en 1929 had hij de Giro gewonnen en hij was zo sterk dat ze hem geld boden om niet aan de editie van 1930 mee te doen. Met de overnacht van Binda was de wedstrijd voorspelbaar geworden en de verkoop van de organiserende krant Gazzetta Dello Sport liep daardoor terug. Binda ging akkoord voor het bedrag dat hij normaal als winnaar zou krijgen, plus het prijzengeld van een paar etappezeges. Dat Binda zo overduidelijk voor het geld ging viel bij veel tifosi niet in goede aarde, voor hen was het maar weer een bewijs voor zijn arrogante inborst.
Het skippen van de Giro maakte wel de weg vrij voor een succesvolle Tour de France, die dat jaar met landenploegen verreden zou worden. Binda werd kopman van de squadra Italia en Learco Guerra, die nog amper een jaar prof was, werd zijn meesterknecht. Guerra had zelf wel meegedaan aan de Giro, waar hij twee etappezeges had behaald en negende was geworden in het eindklassement. Bovendien was hij voor de eerste keer kampioen van Italië geworden. Voor iedereen was duidelijk dat hij samen met Binda een ijzersterke combinatie vormde: Guerra op het vlakke en Binda in de bergen.
In de tweede etappe veroverde Guerra na een kilometers lange solo de gele trui die hij vervolgens zeven dagen zou behouden. In de zevende etappe had Binda bij een valpartij bijna een uur verloren, waardoor zijn kansen op de eindoverwinning verkeken waren, maar in de Pyreneeën won hij de achtste en de negende etappe, een koninginnenrit over de meedogenloze Tourmalet. Na jaren was Italië eindelijk weer een internationale wielermacht om rekening mee te houden; ze domineerden de koers. Totdat Binda in de tiende etappe plots gedesillusioneerd afstapte. En niemand begreep waarom. Officieel was het omdat Binda zich wilde voorbereiden op het wereldkampioenschap nu hij toch geen kans meer maakte op de eindzege, maar het voelde alsof hij zijn ploegmaat Guerra en de Italiaanse ploeg in de steek liet. Dat werd nog eens versterkt doordat Learco Guerra van geen opgeven wilde weten, nog drie etappes won en ondanks zijn gebrekkige klimkwaliteiten uiteindelijk tweede werd in het eindklassement van de Tour. Hij had de eer van Italië gered en met hulp van Binda had hij wellicht zelfs kunnen winnen.

Binda (links) en Guerra (rechts)
Na de Tour kwam bovendien aan het licht dat Binda vooral was afgestapt omdat hij zijn geld voor het niet deelnemen aan de Giro nog niet had ontvangen. Het incident bevestigde zijn imago van een verwende en arrogante vent. Dat Binda later dat seizoen bij het wereldkampioenschap in Luik uitgerekend Guerra in de eindsprint versloeg maakte hem niet populairder.
De Italiaanse sportpers was altijd op zoek naar verhalen om op te kloppen en hier kregen ze er eentje in de schoot geworpen. De tweestrijd tussen Binda en Guerra zou de voorloper worden van de latere rivaliteiten tussen Bartali en Coppi of Moser en Saronni. En in dit geval was het direct duidelijk dat Guerra de lieveling was van de pers en de fascistische partij. Hij werd op zijn 27e op het schild gehesen als de nieuwe ster van het Italiaanse wielrennen, de held van het volk waar hij zo dicht bij stond met zijn platte accent uit de Veneto, zijn bovennatuurlijke uithoudingsvermogen en zijn brede lach. Hij was de anti-Binda.
In de Giro van 1931 zouden Binda en Guerra starten als rivalen. Het leek een mooie gelegenheid om ook in de Italiaanse ronde een trui in te voeren voor de leider in het klassement. De Tour de France kende al sinds 1919 een gele trui. Die kleur was gekozen vanwege de kleur van de pagina’s van de organiserende krant L’Auto (het latere L’Equipe). De Giro werd georganiseerd door de Gazzetta Dello Sport en die krant werd op roze papier gedrukt. Een roze trui dus. Maar roze voldeed niet echt aan het fascistische ideaal van Mussolini, die het maar een verwijfde kleur vond. Helden dragen geen roze.
Hoe men het aangepakt heeft is niet bekend, maar volgens de verhalen stelde Il Duce drie voorwaarden. Als er dan zo nodig een roze trui moest komen, dan zou Guerra hem moeten winnen, er zou geen logo van de krant op moeten komen, maar de fascio littorio, het door de fascisten geadopteerde symbool van nationale eenheid van een roedebundel met een bijl in het midden, en tot slot wilde Mussolini dat er niet al te veel rugbaarheid aan gegeven zou worden. Het moest lijken alsof het roze altijd al had bestaan en zeker niet door Mussolini was verzonnen.
De eerste etappe ging zoals gezegd dwars over de Po-vlakte naar de geboortestreek van Learco Guerra. Hij won in de kortste etappe van die editie na zes uur in de sprint van Binda en kreeg het roze om de schouders. Daar heb ik geen enkele foto van kunnen achterhalen, dus het is heel goed mogelijk dat er inderdaad weinig publiciteit aan is gegeven. De tweede etappe was ook weer voor Guerra, maar in de derde etappe, over 280 kilometer in meer dan tien uur, verloor hij het roze aan Binda om het na overwinningen in de 7e en 8e rit weer terug te winnen. In de negende etappe moest Guerra na een valpartij opgeven. Binda was ook al afgestapt en Francesco Camusso ging er met de zege en de eerste roze trui vandoor. Na zijn overwinning is hij wel gefotografeerd in de roze trui met de fascio.

Camusso in de roze trui na zijn winst in de Giro van 1931
Eén ding was duidelijk geworden in de Giro van 1931: de menselijke locomotief begon op stoom te komen. Aan het eind van het seizoen was het wereldkampioenschap op de weg in Kopenhagen een makkelijke prooi. Hadden ze er maar geen vlakke tijdrit van 170 kilometer van moeten maken. In 1932 won Guerra zes etappes in de Giro en in 1933 nog eens drie en bovendien won hij Milaan San Remo. In dat jaar deed hij ook weer mee aan de Tour de France, won daar maar liefst vijf etappes en werd tweede in het eindklassement. Learco was ongenaakbaar op het vlakke en in tijdritten, maar voor de eindoverwinning in een grote ronde kwam hij steeds te kort in de bergen.
Daar besloot de organisatie van de Giro iets aan te doen. Na de vijfde Giro-zege van Binda in 1933 werden er voor de editie van 1934 gewoon amper bergetappes in het parkoers opgenomen. En twee lange tijdritten, voor de zekerheid. Bovendien zou de winnaar van elke etappe een ruime tijdsbonus voor het algemeen klassement krijgen. Het was kortom in de aanloop naar de koers al duidelijk dat de favoriet van Mussolini moest winnen. Toen Alfredo Binda in de vijfde etappe werd aangereden door een politiemotor en moest opgeven, was bovendien zijn belangrijkste concurrent uit koers.
Maar nog ging het niet vanzelf. In de achtste etappe tussen Bari en Campobasso raakte Guerra het roze kwijt aan Guiseppe Olmo en in de zware Apennijnenrit tussen Florence en Bologna dacht hij zelfs aan opgeven. Hij was al in de auto van de ploegleider gestapt, maar toen ze over de Futa Pas waren kreeg de wedstrijdleiding er lucht van en ze lieten Guerra weer uitstappen. Hij moest op de fiets en door. Voor het volk. Voor Italië.
Uiteindelijk won Learco Guerra de Giro na negen etappezeges met krap 51 seconden voorsprong op klimmer en ronderenner Camusso. Mussolini had zijn gedroomde roze truidrager, een man uit een stuk, een voorbeeld in doorzettingsvermogen en brute kracht.

Guerra tijdens de Giro van 1934
De manier waarop Learco Guerra uiteindelijk zijn Giro won doet misschien de wenkbrauwen fronsen, maar ach, welke overwinning in het wielrennen is zonder enige smet? Uiteindelijk gaat het in het fietsen als in geen andere sport om de verhalen. De Giro is niet voor niets bedacht om kranten te verkopen. En dat werkt tot op de dag van vandaag. Deze laatste week van de 100e Giro heb ik drie keer de Gazzetta gekocht en dat was al weer heel lang geleden.
In elk geval neemt het niet weg dat Guerra een groot renner was. Tussen 1930 en 1935 werd hij vijf keer achter elkaar kampioen van Italië en hij won in totaal 31 etappes in de Giro. Alleen Alfredo Binda en Mario Cipollini wonnen er meer. Na zijn actieve carrière werd hij ploegleider, had een korte tijd zelfs zijn eigen fietsenmerk en won met Hugo Koblet de Tour de France in 1951. Hij overleed in 1963 veel te jong aan de ziekte van Parkinson.
Jaren geleden was ik in Mantua en daar bezocht ik het museum dat de stad had ingericht voor zijn grote sportheld Tazio Nuvolari. Er bleek ook een hoekje te zijn gereserveerd voor die andere kampioen van de streek: Learco Guerra. Daar hing – ingelijst en wel – zijn eerste roze trui uit 1931. Er zat geen fascio littorio-embleem op. Zou iemand het er af hebben gehaald of had het er nooit opgezeten?
Wat me vooral opviel was dat het een echte trui was. Als ik mijn fantasie de vrije loop liet zag ik een oud Italiaans dametje op een Toscaanse stoep zitten breien. Bolletje roze wol op schoot. Ze heeft zo te zien zelfs af een toe een steekje laten vallen. Een klein wit knoopje bij het boord hangt aan z’n laatste draadje. Het is nauwelijks voor te stellen dat de leider van de Giro d’Italia hiermee heeft rondgefietst. Het lijkt wel een kindermaatje. Misschien gekrompen in de was. In elk geval is het flink verkleurd, al kan dat ook van de zon zijn. Wat me, oog in oog met de allereerste eerste roze trui nog het meest verbaast is dat ie zo pluizig is. Wat moet dat enorm hebben gejeukt. Ik heb hem nog niet eens aan en ik sta al constant te krabben, laat staan als je zwetend de Apennijnen over moet.
Eigenlijk moet ik Mussolini gelijk geven. Dit zachte, babyroze truitje past niet bij de menselijke locomotief. En toch moet hij hierin kilometers lang door Italië hebben gesleurd en geen wagonnetje dat in zijn wiel kon blijven.

De kleinzoon van Learco Guerra met de eerste roze trui
Toen het museum van Nuvolari verhuisde naar een andere locatie was er geen ruimte meer voor de tentoonstelling over Guerra. De kleinzoon van de locomotief heeft jaren gelobbyd om ergens terecht te kunnen, maar niemand had plaats voor het eerbetoon aan zijn grootvader. Tot de afgelopen 10e mei. Op de 86e verjaardag van de eerste roze trui is in Milaan het café ‘Pink Jersey 1931’ geopend en daar hangt de trui van Guerra. Op een paar honderd meter van de plaats waar Tom Dumoulin gisteren zijn stoere moderne versie kreeg.